Een vrouw van 55 jaar die over stijfheid van haar gewrichten klaagt, maar niets zegt over opvliegers, verlaat soms de consultatie met een voorschrift voor medicatie tegen reuma… In Nederland merkte men dat vrouwen op middelbare leeftijd opvallend vaak afwezig bleven op het werk. Burn-out dacht men, maar na diepgaand onderzoek bleek het vaak om menopauzeklachten te gaan. Een klassieke consultatie biedt niet altijd voldoende ruimte om het perspectief van de patiënte en dat van de arts op één lijn te brengen. Daarom organiseerde Nederland een opleiding als menopauzeconsulent. Ook in België zijn er nu verpleegkundige specialisten voor menopauze. Zo ook bij het OLV Ziekenhuis in Asse, waar patiënten sinds 7 november 2018 om de twee weken op woensdagvoormiddag terechtkunnen voor een consultatie bij de menopauzeconsulent.
Bekijken artsen en patiënten menopauze werkelijk vanuit een ander perspectief?
Dr. Hilde Verlaenen, gynaecoloog OLV Ziekenhuis Asse (zie foto onderaan): “De Belgische Vereniging voor Menopauze (BVM) voerde daarover een enquête uit bij 1.300 vrouwen in de overgang en een zestigtal huisartsen. Daaruit bleek bijvoorbeeld dat een groot deel van de artsen spontaan aan vaginale droogheid en een verminderd libido denkt bij menopauze, terwijl die klachten helemaal niet voorkwamen in de top vijf van klachten die de vrouwen in de enquête zelf rapporteerden. De vrouwen in de menopauze die aan diezelfde studie deelnamen, hadden vooral last van gewrichtspijn en slapeloosheid, terwijl deze klachten door de artsen heel vaak niét in verband met de menopauze werden gebracht.”
Heeft dat met een gebrek aan kennis over menopauze te maken?
Dr. Hilde Verlaenen: “Ik ben ervan overtuigd dat huisartsen en specialisten wel degelijk een goede kennis over menopauze hebben. Maar menopauze kan tot een waaier van klachten leiden, die soms ook aan andere onderliggende oorzaken kunnen gekoppeld worden. In het bestek van een doorsnee consultatie is het dan niet eenvoudig om meteen tot de juiste diagnose te komen. Bovendien hebben vele vrouwen uit die leeftijdsklasse het nog altijd moeilijk om spontaan over klachten als vaginale droogheid of een verminderd libido te spreken. Pas als de arts zelf de problematiek aankaart, komen de tongen – vaak héél langzaam - los over dergelijke onderwerpen. Maar een doorsnee consultatie biedt zelden voldoende ruimte voor dergelijke aftastende en openhartige gesprekken. Een menopauzeconsulent kan daarvoor wel het kader, de ruimte en de tijd organiseren. En zo komt Kristel in beeld…”
Kristel Quintelier, verpleegkundig specialist menopauze: “Ik werk al twintig jaar in het OLV Ziekenhuis als vroedvrouw op campus Asse en was op zoek naar een nieuwe uitdaging binnen mijn job. Toen dokter Verlaenen me liet kennismaken met de specialisatieopleiding tot menopauzeconsulent was mijn interesse meteen gewekt. Ik las enkele artikels van Prof. Dr. Herman Depypere, de voorzitter en bezieler van de BVM, en ging ook naar een voordracht van hem luisteren. Dan was ik verkocht: ik schreef me in voor deze gespecialiseerde opleiding van een jaar, waarvan ik een maand stage liep in een Nederlandse menopauzekliniek. Vanuit mijn opleiding en mijn ervaring, meende ik over een gedegen basiskennis over menopauze te beschikken. Maar de opleiding opende mijn ogen: menopauze is zo complex, kan zich uiten in talrijke klachten, er spelen zoveel factoren een rol,… Zelfs voor iemand die elke stukje kennis beheerst, is het niet evident om al deze stukjes tegelijk in slagorde te brengen tijdens een gesprek met een patiënte.”
Hoe pak je zo een gesprek met een vrouw in de menopauze aan?
Kristel Quintelier: “Daar zijn drie zaken voor nodig: vertrouwen, methodologie en… tijd. Eigenlijk komt de factor tijd op de eerste plaats. Want pas als je de nodige tijd kunt vrijmaken, kan je een gepaste methodologie volgen en kan je een vertrouwenssfeer creëren. Voor een gesprek met de menopauzeconsulent wordt een vol uur uitgetrokken. Ik neem de tijd om te luisteren naar de fysieke, maar ook de psychologische klachten van de patiënte. Ik gééf elke patiënte ook de tijd om haar volledige verhaal te brengen. Soms kaart ik op een subtiele manier een aantal mogelijke klachten aan wanneer ik aanvoel dat de patiënte met iets worstelt, maar er niet spontaan wil over beginnen. We gebruiken ook internationaal gevalideerde vragenlijsten, waarmee we stapsgewijs – zonder de patiënte te bruuskeren of het gesprek te sterk in een bepaalde richting te duwen – een grondige screening maken. Ik tast ook de kennis en de nood aan diepgaandere informatie bij de patiënte af. Het helpt immers als ze een duidelijk inzicht heeft in haar klachten, de onderliggende oorzaken en de mogelijke oplossingen…”
Dus toch een gebrek aan kennis over menopauze?...
Kristel Quintelier: “Bij vele patiënten wél, inderdaad. De meeste mensen hebben wel al iets – of véél – gelezen over menopauze. Maar, ofwel was dat gefragmenteerd – met stukjes en beetjes, waardoor er geen overzichtelijk beeld is blijven hangen – ofwel werd die kennis lang geleden verworven in het kader van hun studie en is die aan een opfrissing toe. Vele patiënten herinneren zich vaag iets over het verband tussen hormonentherapie en een toegenomen risico op borstkanker…
Ja, hoe zit dat nou precies met dat verband tussen hormonentherapie en borstkanker? En wat met hart- en vaaktzieken?
Dr. Hilde Verlaenen: “Rond het jaar 2000 werden de resultaten bekend gemaakt van een grote Amerikaanse studie (WHI), die onder andere tot doel had na te kijken of het toedienen van hoge dosissen hormonen nà de menopauze de sterfte door hart- en vaatziekten zou verbeteren. Hieruit bleek dat het tijdstip waarop met hormonen wordt gestart zeer belangrijk is. Vroeg na het instellen van de menopauze – dit wil zeggen: binnen de tien jaar na de laatste maandstonden – zijn de effecten gunstig. Start je pas met een hormoonbehandeling op oudere leeftijd – na 60-65 jaar – dan kan het je risico op hart- en vaatziekten vergroten. In die studie zag men dat vrouwen die alleen oestrogenen namen die gehaald werden uit urine van zwangere paardenmerries, een lager risico hadden op borstkanker. Diegenen die zowel een oestrogeen als progesteron namen – wat noodzakelijk is zolang de patiënte een baarmoeder heeft – zagen hun risico toenemen. Ondertussen weet men dat bepaalde progestativa het risico op borstkanker doen toenemen, anderen niet. Vandaag worden vooral bio-identieke hormonen voorgeschreven - met dezelfde of bijna dezelfde chemische structuur als de natuurlijke hormonen. Ook de dosis wordt zo laag mogelijk gehouden: net voldoende om de klachten te onderdrukken. Deze hormonen zijn neutraal voor de borst. Vrouwen vergeten vaak dat ook anticonceptiepillen het risico op borstkanker verhogen, net als zwaarlijvigheid, onvoldoende lichaamsbeweging, overmatig alcoholgebruik,… om maar enkele risicofactoren te noemen. Oestrogenen beschermen ook tegen osteoporose en zij verminderen de gewrichtsklachten die ontstaan door het hormoontekort na de menopauze. Toch blijft de angst om hormonen te nemen bij vele vrouwen nog sterk aanwezig.”
Kristel Quintelier: “Sommige van deze angstige dames nemen medicatie tegen allerlei symptomen, zonder de onderliggende oorzaak te onderkennen. Slaapmiddelen tegen slapeloosheid, antidepressiva tegen stemmingswisselingen, cardiale medicatie tegen opvliegers omdat die gepaard gingen spanning op de borstkas en hartkloppingen, geneesmiddelen tegen artrose of reuma bij stijve gewrichten, enzovoort. Het vergt heel wat tijd om deze patiënten een beter inzicht te bieden en zich open te stellen voor een andere benadering.”
Dr. Hilde Verlaenen: “Uit de BVM-enquête blijkt ook dat één op de tien vrouwen in de overgangsleeftijd zelfs niet weet of ze al in de menopauze is. Dat is logisch als ze voor een spiraaltje kozen als anticonceptie, waardoor ze sowieso meestal niet meer menstrueren. Maar sommige vrouwen blijven de pil slikken tijdens en na hun – onopgemerkte – menopauze. Bij hen is het vrouwelijk hormoon veel te hoog gedoseerd, waardoor ze dan weer wel een hoger risico op borstkanker lopen.”
Opstarten, bijstellen, afbouwen of stopzetten van een hormonale behandeling,… dat is toch voorbehouden aan een arts?
Kristel Quintelier: “Uiteraard! Mijn rol bestaat erin om vrouwen die mogelijk gebaat zouden zijn bij een hormonale therapie, hiervoor mentaal open te stellen zodat een arts dit verder met hen kan uitstippelen. Zij kunnen hiervoor naar hun huisarts gaan, of bij hun gynaecologe. Mijn gespreksruimte op campus Asse bevindt zich op dezelfde locatie als de consultatie van de gynaecologen, die desgewenst graag tijd maken in hun raadplegingschema zodat de patiënte niet twee maal moet langskomen.”
Dr. Hilde Verlaenen: “Inderdaad. Elke medische prestatie – ook het voorschrijven van een aanvullend bloedonderzoek bijvoorbeeld – gebeurt door een arts. Maar dankzij het gesprek met de menopauzeconsulent kunnen we veel gerichter tewerk gaan, krijgen we een holistisch beeld. Een aangepaste hormonentherapie kan voor vele patiënten een antwoord bieden op zowel stemmingswisselingen als opvliegers, vaginale droogheid en slapeloosheid. Maar niet alle vrouwen mogen een hormonale behandeling starten; bij hen zoeken we alternatieven die zo goed mogelijk op hun klachten inspelen. Dat vereist uiteraard een grondig inzicht in de medische situatie van elke patiënte. De behandelende huisarts krijgt zoals steeds een verslag, tenzij de patiënte uitdrukkelijk vraagt om dat niet te doen. Wij zijn hevige voorstanders om de huisartsen van de menopauzepatiënten nauw bij hun behandelingstraject te betrekken.
Leidt een gesprek met de menopauzeconsulent dan altijd tot een medische consultatie?
Dr. Hilde Verlaenen: “Niet noodzakelijk. Wanneer een patiënten geen medicatie neemt en milde klachten heeft, zal de consulent na het eerste gesprek meestal enkel advies op het vlak van levensstijl, beweging, dieet, enzovoort geven. Vaak zal de patiënte daarmee al sterk geholpen zijn. Een terugkeergesprek kan worden afgesproken, zodat we kunnen evalueren of dit advies al dan niet afdoende is. Indien nodig kan eventueel een diëtist worden ingeschakeld, of dient er soms te worden doorverwezen naar een arts. Dat hoeft niet altijd een gynaecoloog te zijn. Voor geïsoleerde klachten, kan afhankelijk van het type klachten, ook worden verwezen naar een cardioloog, endocrinoloog of dermatoloog. Het grote voordeel van deze nieuwe aanpak is dat de patiënte dan niet van het kastje naar de muur wordt gestuurd, maar wordt ingepast in een multidisciplinair overleg, waarvan ook de behandelende huisarts op de hoogte wordt gesteld. Ons voornaamste doel blijft, zoals steeds, de levenskwaliteit van vrouwen met klachten verbeteren op een wetenschappelijk onderbouwde manier.”