Robotchirurgie werd in 1998 door de cardiochirurgen geïntroduceerd in het OLV Ziekenhuis. Drie jaar eerder waren zij al pioniers door overbruggingen van kransslagaders via sleutelgatchirurgie uit te voeren, via de zogenaamde MIDCAB – de afkorting voor Minimally Invasive Direct Coronary Artery Bypass Grafting. Tegen 1998 hadden zij al honderden MIDCAB-ingrepen uitgevoerd en waren zij gedreven door de ambitie om deze ingrepen nog minder invasief te maken door gebruik te maken van de opkomende robotondersteuning.
De robot heeft sindsdien voor de juiste, aangewezen indicaties een vaste plaats verworven in hun instrumentarium. Wij laten dokter Frank Van Praet aan het woord, die met dokter Filip Casselman samen al bijna 1000 procedures met robotassistentie op de teller heeft staan.
Dokter Van Praet: "Onze ambitie om MIDCAB-procedures op een nog minder invasieve manier uit te voeren, bracht ons bij de toen opkomende robotchirurgie. Onze dienst slaagde erin om de raad van bestuur van het OLV Ziekenhuis achter onze visie te scharen, toen robotchirurgie eigenlijk nog in de kinderschoenen stond. Zo konden we op dit vlak een voortrekkersrol in de wereld vervullen. In die periode beschikte men nog over weinig praktijkervaring en dienden de specifieke indicaties waarbij deze technologie optimaal kon ingezet worden, nog geïdentificeerd worden. Wij hebben daarbij een belangrijke rol vervuld. Tegen 2002 hadden we hier in Aalst al een dertigtal robotgeassisteerde ingrepen gedaan”.
Wat waren uw bevindingen in die tijd?
Dokter Van Praet: "Tegen februari 2002 was het voor ons vrij duidelijk wat de juiste indicatie was om de robot in te schakelen, met name: de robot-geassisteerde MIDCAB waarbij de linker borstslagader – de LIMA – als overbrugging wordt gebruikt naar de LAD, de belangrijkste coronair van het hart. Bij deze procedure gebruiken we de robot, naar ons gevoel, voor de beste indicatie en heeft de patiënt er het meeste baat bij. Via deze techniek kunnen we aan de patiënt immers, wetenschappelijk bewezen, de meest optimale oplossing voor een langdurige termijn bieden.”
Gelden uw bevindingen ook vandaag nog ?
Dokter Van Praet: "Jazeker. Vandaag worden bij àlle MIDCAB-procedures in het OLV de borstslagaders inderdaad met robotassistentie vrijgemaakt. Ook meerdere overbruggingen zijn in weloverwegen indicaties technisch mogelijk.”
Hoe moeten we MIDCAB situeren ten opzichte van percutane coronaire interventies (PCI)?
Dokter Van Praet: "Coronaire vernauwingen kunnen sinds lang – en met toenemend betere resultaten – behandeld worden door het plaatsen van stents; een techniek waarin de cardiologen van het Hartcentrum OLV Aalst op hun beurt voortrekkers zijn. MIDCAB en PCI zijn twee behandelingsmodaliteiten die naar elkaar toegroeien. In een hybride strategie kunnen we de vele patiënten die hiervoor in aanmerking komen, het beste van beide werelden aanbieden.”
Kunt u die ‘hybride aanpak’ nader toelichten?
Dokter Van Praet: "Daarmee bedoelen we dat we bij patiënten met meerdere vernauwingen in de kransslagaders alle opties bespreken in het hartteam, dat de beste strategie bepaalt. Als voor een hybride strategie geopteerd wordt, resulteert dat in een combinatie van MIDCAB en stenting.
Meestal wordt in een eerste stap we een robot-geassisteerde MIDCAB uitgevoerd, waarna andere vaten kunnen behandeld worden door het plaatsen van een stent. Dat gebeurt meestal binnen dezelfde hospitalisatieperiode van de patiënt. Met deze hybride aanpak kunnen we vermijden dat de borstkas van de patiënt chirurgisch moet opengemaakt worden, terwijl hij toch de garantie krijgt van het beste lange termijnresultaat. Met andere woorden: de patiënt krijgt hierdoor het beste van beide werelden. Daarin kan het Hartcentrum OLV Aalst de échte meerwaarde bieden!”
Dat impliceert een hechte samenwerking tussen cardiologen en cardiochirurgen?
Dokter Van Praet: " Precies daarom is de rol van het hartteam in het OLV Ziekenhuis zo belangrijk: cardiologen en cardiochirurgen bespreken samen wat de meest aangewezen strategie is voor elke individuele patiënt. Die wisselwerking is naar een nog hoger niveau getild met de oprichting van het Hartcentrum OLV Aalst, waarin beide disciplines volledig met elkaar zijn verweven en één hecht team vormen. De grote winnaar van deze beweging is uiteraard de patiënt.”
Hoe belangrijk is deze hybride aanpak?
Dokter Van Praet: "Zoals al gezegd, biedt deze aanpak voor talrijke patiënten met meerdere coronaire vernauwingen het beste van beide werelden, met het beste resultaat op lange termijn. Dat is het belangrijkste! Ongeveer dertig procent van alle MIDCAB-ingrepen die we hier uitvoeren, passen in het kader van een hybride strategie.”
Ook de endoscopische mitralisklepchirurgie staat vooraan in het Hartcentrum OLV Aalst. Graag wat toelichting.
Dokter Van Praet: “Dat verhaal loopt parallel, want het was in 1997 dat wij hier als een van de eersten ter wereld zijn gestart om mitralisklepingrepen via endoscopische weg – via een minithoracotomie – uit te voeren. Bij deze kijkoperatie maken we aan de rechterzijde tussen de ribben een kleine incisie van 4 centimeter. Ook bij deze endoscopische ingreep zijn we over de jaren geëvolueerd naar een volledige driedimensionale video-assistentie, wat een enorme vooruitgang betekent. Tot hiertoe heeft de Da Vinci-robot, in zijn huidige versie, geen meerwaarde kunnen bieden bij deze ingrepen zoals wij die hier met onze expertise uitvoeren. Ondertussen hebben we de kaap van de 3.500 endoscopische mitralisklepoperaties bereikt”.
Dat verdient een apart verhaal, voor een volgende editie van dit tijdschrift. Kan u tot slot aangeven of u in de toekomst een prominentere rol weggelegd ziet voor de robot in de cardiochirurgie?
Dokter Van Praet: “Wij vertrouwen er echter op dat meer modulaire en meer flexibeler inzetbare robotsystemen in de toekomst ook een rol kunnen spelen in de mitralisklepchirurgie. Wij hebben een sterke interesse in dergelijke nieuwe robotsystemen. Wanneer het Hugo RAS-systeem een certificatie krijgt om ingezet te worden in de cardiochirurgie, dan staan wij zeer zeker vooraan in de rij om onze voortrekkersrol te kunnen opnemen. Innovatie zit immers in ons DNA.”