Breuken rond het schoudergewricht komen frequent voor, vooral bij sportongevallen en op oudere leeftijd (in het kader van osteoporose).
De meeste schouderbreuken worden niet-operatief behandeld met rust in een draagverband, pijnstillers en voorzichtige kinesitherapie. Vaak treedt er in min of meerdere mate een verstijving op van het schoudergewricht, die enkele maanden kan aanslepen en die meestal met kinesitherapie kan worden verholpen.
Wanneer de botfragmenten echter teveel verplaatst zijn, valt een heel trage en onvolledige genezing te verwachten. Blijvende pijn en een belangrijk functieverlies kunnen dan optreden. In deze gevallen wordt een operatieve ingreep voorgesteld aan de patiënt. De aard van de ingreep is sterk afhankelijk van het type breuk en van de leeftijd van de patiënt.
Wanneer de schouderkop nog intact is en bij patiënten onder 65 jaar, wordt meestal een osteosynthese uitgevoerd, waarbij de gebroken botfragmenten terug op hun plaats worden gezet en gefixeerd worden met pinnen en/of een plaat en schroeven.
In geval de schouderkop zelf teveel beschadigd is, sterft deze vaak langzaam af door stoornissen in de bloedtoevoer ook al kan een goede osteosynthese worden uitgevoerd. Om dit te vermijden, wordt zeker bij mensen boven 65 jaar vaak meteen voorgesteld een prothese te plaatsen. De resultaten hiervan kunnen sterk variëren, maar meestal wordt een pijnloze en functionele schouder bekomen waarmee de patiënt zichzelf kan voeden en wassen en waarmee de meeste dagdagelijkse activiteiten kunnen uitgevoerd worden.
De revalidatie na een schouderbreuk bedraagt steeds vele maanden en vraagt langdurige oefen- en kinesitherapie. Elk geval moet steeds individueel geëvalueerd worden en oplossingen op maat van de patiënt moeten gezocht worden.
Tijdschema niet-operatieve behandeling van schouderbreuken:
0 - 2 weken: rust in draagverband; pijnstillers; ijs leggen
2 - 6 weken: draagverband regelmatig uitdoen en "passief" oefenen (pendeloefeningen en evt kinesitherapie) om verstijving tegen te gaan; pijnstillers geleidelijk afbouwen; ijs leggen na oefenen.
6 - 12 weken: als goede botheling op controle radiografieën werd vastgesteld, mag het draagverband uitgelaten worden volgens comfort; kinesitherapie om mobiliteit en kracht zo snel mogelijk te herwinnen.
Het individuele herstel en de revalidatie kunnen naargelang de omstandigheden sterk verschillen van bovenstaand schema!
Regelmatige controle radiografieën zijn nodig om de genezing te volgen en eventuele secundaire verplaatsing van de botfragmenten tijdig op te merken.